De toenemende aandacht voor duurzaamheid en de ambitieuze klimaatdoelstellingen gaan het werk en de positie van Ingenieursbureau Westenberg sterk veranderen. Dat is de overtuiging van technisch directeur Emile Hoogterp. “De CO2-uitstoot in Nederland moet in 2030 gehalveerd zijn. Dat betekent dat wij in onze adviezen ook voortdurend moeten zoeken naar de meest duurzame oplossing.”
Zowel particulieren als ondernemers moeten sowieso anders gaan denken, betoogt Hoogterp. Hij geeft een voorbeeld: “De huidige smartphone wordt gemaakt voor twee jaar gebruik. Daarna wil de fabrikant graag dat je een nieuwe aanschaft, want daarop is zijn verdienmodel gebaseerd. Vroeger werden producten juist gemaakt omdat ze zo lang mogelijk mee moesten gaan. De onverwoestbare Volvo is daarvan een goed voorbeeld. Eigenlijk moet onze economie weer terug naar die situatie, maar dan wel op een manier dat zowel markt als marktpartijen daarvan voordeel hebben. Dat vraagt om een omslag in denken.”
De vergelijking met de telefoon en de Zweedse automobiel gaat ook op voor de sectoren waarin Westenberg zich beweegt. “Een gemiddeld object van Rijkswaterstaat heeft een levensduur van honderd jaar, maar verreweg de meeste worden na vijftig jaar al vervangen. Vaak omdat de functie is veranderd: over een brug die is ontworpen voor paard en wagen moeten nu zware vrachtwagens kunnen rijden. Heel begrijpelijk, maar in feite is dat een enorme verspilling. En dat geldt bijvoorbeeld ook voor een weg, die een decennia na aanleg alweer moet worden omgelegd.”
“Vooral bij gemeentes zijn er veel wijzigingen bij (vaar)-wegen, fietspaden etc. en dus ook bij bruggen, waardoor de theoretische levensduur nooit optimaal benut wordt”, zegt Hoogterp om aan te geven dat een langetermijnvisie veel verspilling voorkomt. Daarover nadenken is precies de rol die hij voor Westenberg ziet weggelegd. “Als een opdrachtgever bij ons aanklopt voor advies over een nieuwe betonnen autobrug die tachtig jaar mee moet gaan, moeten wij ons afvragen of die brug wel echt tachtig jaar mee moet gaan. Misschien is er wat dat betreft een veel beter alternatief waaraan de opdrachtgever niet heeft gedacht. Dat geldt ook voor de keuze van materialen. Wij moeten niet langer het goedkoopste of kwalitatief beste materiaal adviseren, maar het meest duurzame; rekening houdend met de werkelijke economische, functionele levensduur. Ook dat vraagt een andere manier van kijken.”
De circulaire economie gaat ook uit van maximaal hergebruik van materialen. Hoogterp noemt weer het voorbeeld van een brug. “Misschien moet je die wel bouwen voor slechts twintig jaar, maar dan wel zodanig dat je daarna alle onderdelen weer kunt hergebruiken. Ook daarbij moeten wij dus rekening houden met de keuze van materialen en alle omgevingsfactoren. Voortdurend zoeken naar de juiste balans is daarbij ook een uitdaging. Stel dat een brug die bestaat uit de meest duurzame materialen leidt tot meer verkeersopstopping, dan wegen de voordelen wellicht niet op tegen de nadelen. Nadenken over dat soort vraagstukken wordt voor ons steeds belangrijker.”
Ingenieursbureau Westenberg investeert veel om die vragen de komende decennia te kunnen beantwoorden. “Onlangs hebben wij samen met medewerkers van Rijkswaterstaat een brainstormsessie over dit thema gehouden. Ook intern brainstormen we regelmatig over duurzaamheid. Daarop borduren wij de komende tijd verder. Wij willen op alle mogelijke manieren onze kennis vergroten, zodat onze adviezen bijdragen aan CO2-neutrale projecten en objecten.”